Nicky Degrendele: "Ik ben van nature heel ongeduldig"

Nicky Degrendele: "Ik ben van nature heel ongeduldig"

Nicky Degrendele vertoeft deze week op de wielerpiste van Montichiari in Italië, waar het EK beloften en junioren plaatsvindt. Vanaf donderdag rijdt de 19-jarige West-Vlaamse uit Varsenare er het sprinttornooi bij de beloften, zondag volgt de keirin. In aanloop naar dit EK zette ze bij de elite al enkele uitstekende prestaties neer. Zo werd ze eind mei derde in de keirin in het Franse Saint-Quentin-en-Yvelines (Parijs), waar ze in de kwalificaties van de sprint ook maar nipt boven haar Belgische record over 200 meter bleef. Vorige week volgde nog een knappe tweede plaats in de keirin tijdens de GP van Polen in Pruszkow.

“Ik mag inderdaad niet klagen over mijn seizoen tot nu toe”, zegt Degrendele. “Vooral omdat ik in het begin van het jaar te kampen had met een blessure en vervolgens ook nog eens behandeld moest worden voor een tandabces. Ik had vier maanden niet op de piste gereden, die goede resultaten kwamen er dan ook onverwacht. Zeker in Parijs had ik totaal niet verwacht om al meteen zo te presteren en mijn in Mexico op hoogte neergezette Belgische record op de 200 meter te benaderen.”

Je kan dus met het nodige vertrouwen aan het EK beginnen?

Nicky Degrendele: “Toch wel, ik geloof in mezelf, al wil ik ook met beide voeten op de grond blijven. Ik besef dat ik nog veel progressie moet maken. Wedstrijden zoals Parijs, Cottbus en Pruszkow, waar toch wereldtoppers aantreden, zijn wat dat betreft leerrijk. Op het EK zullen echter ook heel wat meisjes starten die ik de voorbije maanden nog niet ben tegengekomen. Het blijft dus wat afwachten wat die waard zijn op dit moment.”

Je was absolute wereldtop bij de junioren, waar je in 2014 zowel de Europese als de wereldtitel keirin pakte en nog tal van andere medailles veroverde in de snelheidsdisciplines. Dan volgde de ongetwijfeld moeilijke overstap naar de elite, waar je als 18-jarige plots moest opboksen tegen vrouwen van eind de twintig op volle sterkte.

“Mentaal was dat inderdaad bijzonder zwaar. Bij de junioren moest ik gezien mijn verjaardag in oktober ook doorgaans al strijden tegen oudere meisjes, maar in die categorie kan je nog puur op talent prestaties leveren. Het echte werk begint pas erna. Als net overgestapte belofte krijg je dan tegenstanders te bekampen die tot tien jaar of meer ouder zijn en doorgaans al ettelijke EK’s, WK’s en Olympische Spelen hebben afgewerkt bij de elite. Die hebben een schat aan ervaring, zijn krachtiger en maken niet langer de fouten die ze vroeger maakten. Bovendien moet ik eerlijk toegeven dat ik het na mijn wereldtitel bij de junioren ook iets te gemakkelijk heb opgenomen. Ik dacht iets te veel dat het wel vanzelf zou gaan, maar ondertussen heb ik moeten ervaren dat je drie, vier, vijf keer zo hard moet werken om alleen nog maar de kwalificaties te overleven. Nu ik dat heb ingezien en sinds een jaar echt wel weer heel gericht werk, is de noodzakelijke progressie gevolgd. Die vraag moet je jezelf als jongere constant stellen: maak ik voldoende vooruitgang?”

Je hebt anders nog wel wat tijd. Zowat alle wereldkampioenen sprint en keirin van de jongste tien jaar en ook alle olympische kampioenen waren op het moment van hun titel de 25 voorbij. Kristina Vogel en Rebecca James zijn de schaarse uitzonderingen.

“Die cijfers kloppen helemaal. Vogel en James waren op jonge leeftijd al heel sterk, maar dat zijn echt uitzonderingen. Doorgaans bereik je pas rond je 25ste of zelfs nog wat later je hoogtepunt op het vlak van kracht. Mijn probleem is echter dat ik van nature heel ongeduldig ben. Dat is ook de reden waarom ik het na mijn overstap van de junioren mentaal zo moeilijk had toen het helemaal niet liep zoals ik wilde.”

Het lijkt me dat keirin je iets beter ligt dan de pure sprint?

“Het zijn eigenlijk heel verschillende disciplines. Toen ik begon, deed ik liever sprint. Die pure snelheid, het gevecht face to face, dat geeft echt een kick. Natuurlijk begin je aan dat tornooi altijd met de 200 meter en hoewel ik daar dagelijks op train, ben ik daarin nooit bij de snelste geweest, zelfs niet bij de junioren. Dat heeft me al meermaals gefrustreerd. Ik groei meestal wel tijdens een tornooi, maar hoe sneller je in die kwalificatie bent, hoe langer het in het verdere verloop duurt voor je de echte toppers treft en dat maakt het uiteraard een pak makkelijker om zelf ver te geraken. Het blijft dan ook een constant werkpunt om ook op die 200 meter progressie te blijven maken.”
“Bij keirin heb je naast de snelheid ook het duwen, meer tactisch denkwerk, positie kiezen en ook de factor geluk, al te beginnen bij de loting. Zo belandde ik eerder dit jaar in Cottbus in een reeks met alle toppers, terwijl in de andere serie allemaal mindere tegenstanders zaten. Ik reed er zeker geen slechte race, maar miste toch net de finale.” 

Begin april mocht je op stage naar het UCI World Cycling Centre in Aigle. Wat heeft dat je bijgebracht?

“Ik heb er heel veel geleerd over hoe het is om te leven als topsporter. Ik had al veel positieve verhalen gehoord over het Centre en toen bondsvoorzitter Tom Van Damme met het voorstel kwam om er te gaan trainen, ben ik er zonder twijfelen op ingegaan. En ik heb er absoluut geen spijt van. Je moet weten dat ik eigenlijk een groot warhoofd ben, in België ben ik ook altijd gehaast. Verplaatsingen van hier naar daar, af en toe nog wat helpen thuis,… Daar in Aigle leefde ik drie weken lang honderd procent voor de sport: slapen, eten, trainen, rusten, aan meer moest ik niet denken. Ik wil de mensen van de Belgische wielerbond echt bedanken dat ze mij de kans hebben gegeven om die stage mee te maken. Het gaf me sowieso een mentale boost.”

Filip De Greef - Foto's MVH

Belgisch record levert Lotte Kopecky net geen EK-medaille op

Belgisch record levert Lotte Kopecky net geen EK-medaille op

Twee op twee voor Floortje Mackaij

Twee op twee voor Floortje Mackaij