Hup Holland Hup

Hup Holland Hup

Een groot deel van de belangrijkste ééndagswedstrijden ligt achter ons. Ronde van Vlaanderen, Gent-Wevelgem, Waalse Pijl en een hele reeks andere UCI-wedstrijden zijn verreden. Een grote constante is de dominantie van de Nederlandse dames. Niet alleen hebben toppers zoals Ellen van Dijk, Anna van der Breggen en wereldkampioene Chantal Blaak al één of meer topwedstrijden gewonnen, in veel wedstrijden was het volledige podium ‘Hollands’. Neem nu de Ronde van Vlaanderen, met Anna van der Breggen, Amy Pieters en Annemiek van Vleuten, wat een weelde.

Sommigen spreken van een gouden generatie, maar als je ‘dieper’ kijkt in de uitslagen is ook de toekomst verzekerd. Neem bijvoorbeeld de nieuwe UCI-wedstrijd Omloop van de Westhoek in Ichtegem. Ook een volledig Nederlands podium, maar met totaal andere namen: 1. Floortje Mackaij; 2. Lorena Wiebes; 3. Marjolein van ’t Geloof. Lorena Wiebes is zelfs een eerstejaarsbelofte!

De kweekvijver in Nederland lijkt onuitputtelijk. Cijfers bewijzen het. In de UCI-ranking zijn er vijf Belgische beloften bij de dames die UCI-punten hebben. Onze ‘beste’ is Saartje Vandenbroucke met 22 UCI-punten. Zij wordt voorafgegaan door tien Nederlandse beloften en in totaal staan er veertien Nederlandse meisjes in de ranking. Het aanbod van opkomend talent is voor de zoveelste keer veel groter in Nederland. Is dit nog toeval?

Naar aanleiding van de overwinning van Terpstra en Van der Breggen in de Ronde van Vlaanderen stond er in Het Nieuwsblad een artikel over de aanpak van talent. In Nederland wordt jaarlijks minimaal 250.000 euro geïnvesteerd in het dameswielrennen. TWEEHONDERDVIJFTIGDUIZEND EURO ! Bovendien stelt de provincie Nederlands Limburg ter promotie en uitbouw van het Nederlandse wielrennen een groot bedrag ter beschikking.

In België zijn er maximaal drie (DRIE!) dames die een volwaardig profcontract hebben. Hier en daar komt voor de zoveelste keer kritiek op de prestaties van de Belgische dames, maar waarom? Als de nummer vier van België op de UCI-ranking, die nota bene top twintig rijdt in World Tour-wedstrijden, al geen volwaardig profcontract krijgt, hoe kan het dan? Na de Amstel Gold Race staat dan in de krant dat Sofie De Vuyst de beste Belgische was, maar op een verre 22ste plaats. Kunnen ze er aub eens bij vermelden dat Sofie wellicht overduidelijk en met grote voorsprong de eerste amateur was in de uitslag?

Waar zouden bij de heren de beste eliterenners zonder contract eindigen in een wedstrijd van de World Tour? Gelost na 150 kilometer? Als je ziet waar de goedbetaalde en volwaardige profs van de procontinentale ploegen eindigen in de World Tour-wedstrijden (zelden iemand in de top 30), is het dan geen wonder dat er toch nog een vijftal dames, waarvan niet-profs, top 30 rijden in de Women’s World Tour?

Welke toekomst hebben jonge, talentvolle meisjes als je top acht moet rijden op een wereld- of Europees kampioenschap om een beetje ondersteuning van de bond, Bloso of Sport Vlaanderen te krijgen? Beseft iemand wat je moet doen om daar te geraken? De Nederlanders alvast wel: profcontracten van vier jaar, diverse buitenlandse stages per jaar, betaald door de bond, de profploegen en af en toe ook uit eigen zak. Dat kan nu eenmaal als je een volwaardig loon hebt! Niet als je moet koersen voor 1.000 euro per maand. En dat, lieve mensen, dat is het pijnpunt van het dameswielrennen in België. Als je geen gekke ouders hebt die onvoorwaardelijk investeren in de carrière van hun dochter, dan houdt het voor de meeste rensters op na de jeugdreeksen. Waarom krijgen er ieder jaar 25 Belgische beloften zonder al te grote voorwaarden de kans om van het fietsen hun beroep te maken, maar investeert diezelfde overheid niet in bijvoorbeeld tien Belgische dames met een volwaardig fulltime contract?

Wie neemt de handschoen op?

Valerie Demey

Foto Paul Hinninck

Afzien dicht bij huis

Afzien dicht bij huis

Via Glasgow en Minsk richting Tokyo

Via Glasgow en Minsk richting Tokyo