Laat de Spelen beginnen (3): Ann-Sophie Duyck
Ann-Sophie Duyck is al enkele jaren veruit de beste Belgische tijdrijdster. De afgelopen zaterdag 29 jaar geworden West-Vlaamse uit Hulste, rijdend voor Topsport Vlaanderen-Etixx-Guill d’Or, verraste in 2014 door op het WK in Ponferrada vijfde te worden. Vorig jaar in Richmond, waar ze net voor de tijdrit ziek werd, was ze ontgoocheld met de negende plaats. Een plaats bij de beste acht, goed voor een olympisch diploma, behoort op 10 augustus dus zeker tot de mogelijkheden.
“Als ik dat bereik, zal ik sowieso tevreden zijn en hoe meer het wordt, hoe beter”, stelt Duyck. “De vraag is natuurlijk of het realistisch is. Het zijn per slot van rekening de Olympische Spelen en ik verwacht dan ook dat iedereen op het scherpst van de snee zal rijden en dat elke renster de beste prestatie uit haar carrière zal willen neerzetten. Het wordt dus zeker geen makkelijke opdracht, maar uiteraard zal ook ik mijn uiterste best doen. Wat dat dan oplevert, weet je pas achteraf.”
Heb je al een duidelijk zicht op het parcours?
Ann-Sophie Duyck: “Ik heb van de federatie al veel videomateriaal gekregen om te bestuderen, maar uiteraard is het belangrijk om ter plaatse goed te verkennen zodat je uiteindelijk alles tot in detail kent. Er zijn enkele technische passages en twee klimmen, waarvan zeker de eerste atypisch is voor een tijdritparcours. Het wordt dus nog wat afwachten tot de evaluatie ter plaatse om echt te weten of het traject me ligt of niet. Maar hoe dan ook gaan we er vol voor.”
Verliep je voorbereiding probleemloos tot nu toe?
“Ik ga hout vasthouden, maar ik ben de jongste tijd niet ziek geweest en ben niet gevallen. Dat proberen we zo te houden, zodat ik gezond en fit aan de start zal komen. Naast die fysieke paraatheid moet je echter ook in het hoofd klaar zijn voor een tijdrit. Zowel in tijd als qua afstand is een race tegen de chrono niet zo lang, maar je gaat in die korte tijd wel heel diep. Je lichaam moet er klaar voor zijn om dat te kunnen en je moet jezelf ook veel pijn willen doen.”
In Rio is de tijdrit bijna dertig kilometer lang. Het BK kwam nog enigszins in die buurt. De andere tijdritten die je recent reed, waren echter veel korter. Kan je daar dan veel uit leren?
“Dat is inderdaad een wezenlijk verschil. In aanloop naar het WK heb je doorgaans nog de Chrono Champenois in Frankrijk, de langste tijdrit op de kalender en dus ook altijd een goede referentie met het oog op het WK. In deze periode van het jaar heb je wel een aantal rittenkoersen waarin een tijdrit zit, maar meestal een heel stuk korter. Er is toch een groot verschil qua aanpak tussen een korte tijdrit en eentje van dertig kilometer. Je kan wel proberen om zo’n langere chronorace te simuleren op training, maar het is niet evident om in het verkeer dertig kilometer met de tijdritfiets voluit te gaan. Het beperkt zich dus meestal tot het simuleren van fases en de intensiteit van de inspanning.”
Drie dagen voor de tijdrit is er ook de wegrit. Deelneemsters aan de tijdrit moeten ook die afwerken. Is het voor jou dan een verplicht nummer?
“Zo beschouw ik het zeker niet, het blijft een eer om te mogen starten en de wedstrijd is ook mooi in te plannen in aanloop naar de tijdrit. Maar uiteraard zal ik die wedstrijd rijden in functie van wat drie dagen later op het programma staat. In Rio zal ik met bondscoach Ludwig Willems nog wel overleggen hoe we de wegrit het best kunnen aanpakken om de tijdrit niet te hypothekeren. Ik vind die regel dat elke deelnemer aan de tijdrit ook de wegrit moet afwerken overigens een vrij logische stap, zeker omdat in tegenstelling tot EK en WK de wegrit eerst geprogrammeerd staat. Anders zouden dames die sowieso beide doen het in de tijdrit moeten opnemen tegen concurrentes die zich hebben kunnen sparen door de wegrit niet te rijden.”
Filip De Greef - Foto Paul Hinninck
Zondag deel 4: Jolien D'hoore