Jolien D'hoore: "In 2017 tonen dat ik meer ben dan een sprintster"
Gisteren lieten we Jolien D’hoore al uitgebreid aan het woord over haar bronzen medaille in het omnium op de piste tijdens de Spelen in Rio. Ook op de weg had ze dit jaar een groot doel, maar het WK in Qatar draaide uit op een ontgoocheling. D’hoore was niet voor een tiende plaats afgereisd.
Heb je daar in de finale fouten gemaakt?
Jolien D’hoore: “Fouten is een groot woord. Op zo’n vlak parcours is een massasprint waarschijnlijk en dan spaart iedereen zich voor de laatste 200 meter, ik ook. Ik had ook nog goede benen, maar dan nog moet het allemaal wat meezitten. Je moet in een goede positie kunnen beginnen en vervolgens de perfecte sprint rijden. Dat was allemaal niet het geval bij mij. Iets wat me niet vaak overkomt, jammer genoeg gebeurde het net in het WK.”
Beschikken we in België niet over iets te weinig toprensters om in zo’n finale meer zelf het initiatief te kunnen nemen of de kopvrouw bij te staan?
“In vergelijking met bijvoorbeeld Nederland, dat een WK-ploeg kan vormen met acht echt goede rensters, hinken we inderdaad nog duidelijk achterop. Nationaal hebben we wel al enkele goede meisjes, maar internationaal moeten ze de stap hogerop nog zetten. Ik heb echter het gevoel dat enkele dat effectief kunnen doen. Lotte Kopecky heeft het eigenlijk al bewezen dat ze een topper wordt. Anisha Vekemans trekt nu naar een Italiaanse ploeg en zal meer in het buitenland koersen, wat haar ontwikkeling ten goede zal komen. Sofie De Vuyst presteert al enkele jaren op een goed niveau en de nog jonge Kaat Van der Meulen zie ik ook wel doorgroeien. De basis wordt zeker breder als je het vergelijkt met vijf jaar geleden.”
Er komt in 2017 een belangrijke wijziging. De afstanden van de internationale wedstrijden worden opgetrokken. Speelt dat in je voordeel?
“Ik denk het wel. De toppers zullen er nog meer dan in het verleden bovenuit steken. Een wedstrijd van 120 kilometer kan in principe iedereen aan. Als je drie uur traint, kan je die koersen op zijn minst uitrijden. Gaan we naar 160 kilometer, dan wordt het al een ander verhaal. Dat is toch een trapje hoger.”
Wordt de Ronde van Vlaanderen, waar je in 2015 al eens tweede werd, dé afspraak van komend seizoen?
“Ik zou de Ronde niet als hét hoofddoel omschrijven, maar als één van de doelen. Eigenlijk wil ik het hele voorjaar op hoog niveau presteren, te beginnen met de Omloop Het Nieuwsblad. Het heeft ook geen zin om op de weg alles op één wedstrijd te zetten. Zelfs al is je conditie optimaal, dan nog kan je niet verkondigen dat je de Ronde zal winnen. Je hebt nog altijd wat geluk nodig en de wedstrijdsituatie moet in je voordeel evolueren. De Ronde is dus wel een doel, maar Gent-Wevelgem is dat bijvoorbeeld ook en een Dwars door Vlaanderen is nu ook een mooie koers geworden.”
Ben je blij dat ook bij jullie de Muur in het parcours van de Ronde werd opgenomen?
“Ja, al zal die geen heel belangrijke rol spelen in het wedstrijdverhaal. Qua parcours is het na de Muur te lang te rustig om echt bepalend te zijn. Als er zich daar al iemand geroepen voelt om te demarreren, zal die zo goed als zeker voor het begin van de echte finale weer worden gegrepen.”
Je staat vooral bekend om je sprintsnelheid. Heb je het gevoel dat je naar de buitenwereld toe nog moet bewijzen dat je meer kan dan dat?
“Toch wel een beetje. Ik heb altijd al gezegd dat ik meer ben dan een sprintster en dat zal ik komend seizoen ook tonen. Ik zeg nog niet hoe, maar ik wil zeker niet meer altijd afwachten tot de sprint. In 2015 werd ik tweede in de Ronde, wat betekent dat ik echt wel over een heuvel geraak.”
Waar liggen dan je limieten qua parcours?
“Een Waalse Pijl of de nieuwe koersen Luik-Bastenaken-Luik en Amstel Gold Race zijn wat te hoog gegrepen voor mij. Ik weet dat onder meer mijn vroegere ploegleider Egon van Kessel na mijn tweede plaats in de Ronde beweerde dat ik ook de Waalse Pijl zou aankunnen, maar het alleen zelf nog niet wist. Mooi dat dit gezegd wordt, maar je moet ook een beetje realistisch blijven en weten wat je kunt en wat niet?”
En grote rondes? De dames moeten het tot nu toe doen met enkel de Giro, die je in 2014 en 2015 al tweemaal reed.
“Volgend jaar wil ik er opnieuw naartoe. Het is een heel leuke wedstrijd om te rijden. In de bergetappes zet ik mij in de bus, vaak als de chauffeur. Dat zijn op zich goede trainingen. In de vlakkere ritten probeer ik dan te sprinten. Ik vind de Giro een ideale wedstrijd op dat moment van het jaar. Na tien dagen kom je er sterker uit en ben je meteen weer gelanceerd voor de rest van het seizoen. Als ik dan ondertussen nog wat heb kunnen werken voor een topper binnen de ploeg als Elisa Longo Borghini ben ik helemaal tevreden.”
Over je ploeg gesproken, je begint straks aan je derde seizoen bij Wiggle High5. Met de naar Alé Cipollini verkassende Chloe Hosking zag je deze winter een voor jou belangrijke pion vertrekken.
“Inderdaad, dat wordt aanpassen. Chloe was niet alleen mijn grootste hulp in de koers, ook daarbuiten kwamen we uitstekend overeen. Toen de ploegleiding me vroeg wie ik in haar plaats wilde, heb ik gekozen voor Julie Leth. De Deense is van mijn generatie, ik ken haar al heel lang en weet ook wat ze kan. Het is er de voorbije jaren nog niet echt uitgekomen, maar ik hoop dat we samen iets moois kunnen neerzetten komend seizoen.”
Dat je zelf iemand mocht kiezen, getuigt van een groot vertrouwen.
“Absoluut, het is een bewijs dat ze helemaal achter mij staan. Ik en Elisa Longo Borghini mochten elk een naam naar voren schuiven, zij koos voor Claudia Lichtenberg die overkomt van Lotto Soudal Ladies. Ook mijn programma mocht ik trouwens zelf uittekenen.”
Tot slot nog even naar de mediabelangstelling voor het dameswielrennen. Het blijft pover op dat vlak. De weinige koersen die wel veel aandacht krijgen, zijnde de dit jaar door jou gewonnen Madrid Challenge, de Prudential Ride in Londen en La Course, zijn bovendien veredelde criteriums en dus niet echt representatief voor jullie sport, al verandert dat komend jaar voor wat die laatste wedstrijd betreft.
“Om te beginnen wil ik zeggen dat het goed is dat die wedstrijden er zijn en dat we dus toch al eens de verdiende belangstelling krijgen, maar het kan veel beter. Er zijn zoveel mooiere koersen om in beeld te brengen. De Giro, Ronde van Vlaanderen, Gent-Wevelgem, Waalse Pijl, noem maar op. Dat zijn stuk voor stuk wedstrijden die aantrekkelijk zijn om te zien, nog meer dan bij de mannen naar mijn gevoel wegens minder voorspelbaar. Daarvan telkens de laatste veertig, vijftig kilometer in beeld brengen zou een grote stap betekenen. En wat La Course betreft, daar hebben ze toch wel een kans gemist. Het blijft een wedstrijd van één dag met amper één col als ik het goed heb, maar ze hadden er net zo goed een langere bergrit of zelfs een rittenkoers van een week van kunnen maken. De dames kunnen dat zeker aan.”
Als er al aandacht is, dan heeft het vaak niet eens met de sportieve prestaties op zich te maken. Verslaggeving moet je vaak ver zoeken en de transfer naar Lotto Soudal Ladies van Puck Moonen, toevallig de vriendin van wereldkampioen veldrijden Eli Iserbyt, moet zowat de enige zijn die de voorbije weken massaal werd opgepikt in kranten en op websites.
“De stiefmoederlijke behandeling door de pers blijft een oud zeer. Voor damesploegen is het niet evident om wat aandacht te krijgen en dan kan je hen ook niet echt verwijten dat ze op zoek gaan naar rensters die wel wat respons kunnen losweken. Voor een jonge renster als Puck is dat overigens niet echt een cadeau. Zij staat nog aan het begin van haar carrière en zal zeker druk voelen om ook echt iets te tonen.”
Filip De Greef - Foto's Bart Hazen (Madrid Challenge) en MVH (BK)