Ludwig Willems: "Kopecky kan op echt zwaar parcours iets verder mee dan D'hoore"
Bondscoach Ludwig Willems moet een gelukkig man zijn. Met Jolien D’hoore kon hij al enkele jaren met een echte topper richting kampioenschappen trekken, nu is daar ook Lotte Kopecky bijgekomen. Eigenlijk voor het eerst in zijn ondertussen meer dan tien jaar durende carrière als bondscoach heeft hij twee speerpunten om de strijd aan te gaan.
“Vorig seizoen was dat ook al enigszins het geval, maar Lotte manifesteert zich steeds nadrukkelijker en daardoor is dat nu nog meer zo”, bevestigt Willems. “Al blijft veel afhankelijk van het parcours om te kijken wie waar het best kan worden uitgespeeld.”
Zijn er zaken die de ene wel en de andere niet kan of zijn het echt twee dezelfde types als renster?
Ludwig Willems: “Ze zijn van hetzelfde type, met als verschil dat wanneer het een echt lastig parcours is – ik heb het dan niet over een klimkoers, maar gewoon een zwaar parcours – Lotte iets verder kan meegaan in de finale, iets langer op reserve kan rijden. Jolien heeft het dan iets moeilijker om een goede finale te rijden. Maar voor beide geldt dat ze echt op hun top moeten zijn om in een zwaardere koers te overleven tot het einde.”
Ik had inderdaad ook de indruk dat Lotte dit jaar op weg naar haar vijfde plaats in de Ronde van Vlaanderen vlotter met de beteren over de hellingen ging, terwijl Jolien bij haar tweede plaats in 2015 iets meer had kunnen profiteren van het feit dat het achter haar ploeggenote Longo Borghini wat stilviel en enkele groepjes bij mekaar kwamen.
“Klopt, het probleem van Jolien is nog altijd dat ze na een lange, lastige wedstrijd in de finale soms wat frisheid mist en dan moet passen. Het is een persoonlijke mening, maar volgens mij heeft ze in de periodes dat ze ook of vooral op de piste focuste iets te weinig op uithouding getraind. Daarom is het nu belangrijk voor haar om af en toe eens mee de finale te maken van een zware koers, er zelf eens in te vliegen en niet enkel te wachten op de sprint. Dat laatste blijft natuurlijk haar sterkte, ze heeft al bewezen dat ze het kan afmaken, maar het kan haar enkel maar sterker maken als ze zelf eens in de aanval gaat. Ze beseft dat zelf trouwens ook wel.”
Ook Lotte wil al zeker tot 2020 de piste erbij nemen.
“Begrijp me niet verkeerd, ik ben absoluut overtuigd van het nut van de combinatie piste-weg. Uiteindelijk heeft het Jolien gebracht waar ze nu staat en dat zal bij Lotte niet anders zijn. Als je Lotte als junior hebt gekend, kon je zien dat ze al heel sterk was, maar ze trapte altijd heel groot en zat te wringen op de fiets. Ze miste veel souplesse, maar dankzij het werk op de piste is dat er gekomen. Nee, laat Lotte weg en piste maar blijven combineren.”
Laten we dan eens kijken naar enkele andere Belgische dames. Ann-Sophie Duyck maakte de overstap naar het Britse Drops en dat lijkt haar goed te doen.
“Ann-Sophie heeft ondanks een blessureperiode na een val in Gent-Wevelgem een heel sterk voorjaar gereden. Ik denk dat ze haar trainingen een stuk heeft aangepast, meer duur en weerstand, met positief gevolg. In de Vlaamse koersen kwam ze vroeger bijvoorbeeld niet aan de bak, het wringwerk naar de kasseien toe kon ze niet of zag ze niet zitten, nu deed ze het voortreffelijk in die wedstrijden. Veel heeft natuurlijk te maken met vertrouwen en wanneer heb je dat? Als alles goed zit en top is, wat bij haar nu het geval blijkt. Het is nu nog even afwachten hoe zich dat zal vertalen naar de tijdritten, haar specialiteit. Er komen er nu enkele aan in haar programma. Als ze ook op dat vlak nog stappen heeft gezet, zou dat natuurlijk super zijn. Dat moet in principe ook kunnen, want de toppers op kampioenschappen in het tijdrijden zijn doorgaans late dertigers of zelfs vrouwen die richting de veertig gaan. Ann-Sophie wordt er in juli dertig.”
Ook Anisha Vekemans koos voor een buitenlands avontuur, bij het Italiaanse Ale Cipollini, maar zij lijkt het een pak moeilijker te hebben om zich door te zetten. Of moet ze zich schikken in een dienende rol?
“Niet direct. In sommige koersen wel, maar Anisha heeft die stap gezet met de bedoeling om af en toe haar eigen kans te gaan. Door omstandigheden is dat nog niet gelukt. Een oorzaak of reden aanduiden is niet evident. Ik denk dat ze in de voorbereiding misschien nog iets intensiever heeft gewerkt wegens de drang om zich te manifesteren bij haar nieuwe ploeg. Bij die grotere teams moet je er ook meteen staan als je een selectie wil afdwingen voor de grote voorjaarskoersen. Het is misschien allemaal net iets te veel geweest. En als de conditie daardoor net iets minder is, loop je achter de feiten aan en verloopt je voorjaar niet zoals gehoopt.”
Sofie De Vuyst stond al vroeg een tijd aan de kant na een val, maar was bij haar terugkeer meteen op niveau. Had zij een heel sterk voorjaar in de benen?
“Ik denk het wel. Vorig jaar was ze minder aanwezig in het voorjaar, maar onder meer dankzij een heel sterk WK in dienst van Jolien had ze dat al voor een groot stuk rechtgezet. Jammer dat ze nu in Tielt-Winge al meteen een polsblessure opliep. Ik wil Sofie niet oud noemen, maar ze behoort stilaan toch tot de ‘oudere’ dames elite en dan moet je concluderen dat er een kans weg is. Sofie is iemand die er altijd staat, ze presteert altijd degelijk zonder een echte uitschieter. Met wat ze na haar blessure al liet zien heb ik het gevoel dat ze dit voorjaar misschien wel voor die uitschieter had kunnen zorgen, ook al omdat ze bij Lares de nodige vrijheid krijgt om haar eigen kans te gaan.”
Maakt Kelly Van den Steen, voor velen zowat ons grootste klimtalent, nog de nodige stappen?
“Kelly blijft sowieso heel degelijk in het klimwerk, maar haar koersen zoals Waalse Pijl, Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik zijn natuurlijk wel niveau World Tour en daarvoor weegt ze momenteel nog iets te licht. Ze is ook nog jong, maar ze mag het stilaan beginnen tonen. Positief is in ieder geval dat ze eraan werkt, ze traint goed, maar het kan altijd beter. Ze moet ervoor zorgen dat ze elk jaar stappen zet en niet blijft hangen zoals vele anderen in het verleden.”
Jessie Daams noemde je na het voorjaar 2016 de aangename verrassing. Ondertussen heeft ze veel meegemaakt op het vlak van gezondheid en lijkt het een moeilijk verhaal te worden om nog op dat niveau terug te keren.
“Een echt heel, heel jammere affaire. Toen ze vorig seizoen die trombose in haar been kreeg, was ze nooit eerder zo goed geweest. Jessie had van de Spelen in Rio een absoluut hoofddoel gemaakt en ze was er ook helemaal klaar voor. Ze heeft het dan ook heel moeilijk gehad, maar haar eerste zorg was gezond worden, want het was echt wel heel serieus. Afgelopen winter leek het dan toch de goede kant op te gaan. Ze kon goed opbouwen en werd ook uitstekend begeleid door Erwin Borgonjon. Zelf namen we haar mee op stage naar Spanje en afgezien van af en toe wat lichte pijn ging dat heel goed, net zoals in de Semana Ciclista Valenciana waar ze in een rit een sterke finale reed. Ze had heel die periode weinig last, maar daarna is het blijkbaar toch teruggekomen en dat is natuurlijk niet goed. Vooral mentaal moet dat heel moeilijk zijn voor haar, wetende dat het probleem altijd opnieuw kan opduiken. Ik weet niet in hoeverre ze nu nog eens kan terugvechten en of het gezond is om te blijven proberen, ook daar moet ze nu naar kijken.”
Zijn er nog rensters die je de voorbije maanden hebben verrast, in positieve dan wel negatieve zin?
“In negatieve zin niet meteen. Uiteraard zijn er nog altijd enkele rensters die wel goed zijn en blijven, maar de extra stap naar de top niet kunnen zetten. Laat ons echter vooral niet te veel klagen. We staan als land toch rond de vijfde, zesde plaats op de UCI-lijst, individueel hebben we er drie in de top veertig. Het is dus zeker niet slecht. Een Jessy Druyts heeft me dit voorjaar bijvoorbeeld ook verbaasd met enkele heel goede wedstrijden. Na enkele lastige jaren lijkt zij weer op het goede spoor. De jongste weken is ze misschien wat weggedeemsterd, maar misschien zit ze wel al even met het BK in Antwerpen in haar hoofd. Ik hoop in ieder geval dat ze de lijn van het voorseizoen kan doortrekken. Nathalie Verschelden van haar kant heeft in haar eerste seizoen bij een UCI-team al veel grote wedstrijden afgewerkt. Om echt uit te groeien tot een leider komt ze misschien iets tekort, maar als helper heeft ze zeker haar waarde in zo’n ploeg. Ze is ook heel gemotiveerd en ambitieus, wil er altijd voor gaan en is een heel aangename renster om mee te werken.”
Tot slot nog even over de junioren, categorie die je sinds dit seizoen ook onder je hoede hebt. Hoe is de situatie daar?
“Het grote probleem bij de jeugd is en blijft dat we moeten vissen in een heel kleine vijver. Als er elk jaar één goede renster uitkomt, mogen we al van geluk spreken. Vorig jaar was er Nathalie Bex, tot haar blessure zelfs internationaal echt top. Dit jaar mogen we nationaal kampioene Lotte Rotman beschouwen als een heel degelijke renster die internationaal meespeelt. Verder is Shari Bossuyt als eerstejaars heel goed bezig. Zij is ook iemand die weg en piste combineert, van haar zullen we in de toekomst nog mooie dingen zien.”
Filip De Greef – Foto’s MVH/Paul Hinninck