Ana Paula Casetta: "De voorbije maanden veel sterker geworden"
De Belgische damesploegen kleuren steeds internationaler. Dat geldt niet enkel voor de meeste UCI-ploegen – enkel Topsport Vlaanderen-Etixx-Guill d’Or trekt volledig de kaart van de Vlaamse jeugd – maar ook voor de kleinere clubteams. Zo reed de 20-jarige Braziliaanse Ana Paula Casetta de voorbije maanden rond in het groen-zwarte tenue van De Sprinters Malderen. Casetta, afkomstig van de zuidelijke stad Maringa in de staat Parana, zo’n 540 kilometer ten westen van Sao Paulo, werd in 2014 eerste in de wegrit tijdens de Jeugd Olympische Spelen in Nanjing en mocht vervolgens twee maanden trainen in het World Cycling Centre van de UCI in het Zwitserse Aigle.
“Daar zaten we toen met zeven meisjes uit verschillende landen en trainden er vooral in het vooruitzicht van het WK voor junioren in het Spaanse Ponferrada”, verduidelijkt de Braziliaanse. “Die titelstrijd liep echter uit op een ontgoocheling voor mij. Ik was betrokken bij een valpartij, raakte achterop en finishte uiteindelijk pas als 75ste. Ondertussen hadden die twee maanden in Aigle me wel duidelijk gemaakt dat ik op termijn naar Europa moest komen om progressie te kunnen maken als renster. In Brazilië is er nu eenmaal geen traditie in het wielrennen en draait zowat alles om voetbal. De wedstrijden zijn er veel korter, vaak nauwelijks dertig kilometer, en zelfs in een nationaal kampioenschap komen amper dertig meisjes aan de start. Hier zijn zelfs de zogenaamde kermiskoersen al tachtig à negentig kilometer lang en is het geen uitzondering als er tachtig dames starten. En dan heb ik het nog niet eens over de grote afstanden. In Brazilië zat ik voor een wedstrijd vaak vier, vijf uur in de wagen, hier maximaal één uur.”
Hoe kwam je dan precies bij De Sprinters Malderen terecht?
Ana Paula Casetta: “Dankzij Jelena Eric, een Servische die ik tijdens die stage in Aigle leerde kennen. Zij werd al snel een goede vriendin en reed in 2014 zelf bij Malderen. Zij staat ondertussen wel al een pak verder en rijdt nu voor BTC City Ljubljana. Toen ik haar vroeg of ze iets voor mij kon doen om naar Europa te komen, heeft ze meteen contact opgenomen met voorzitter Luc Steenackers.”
Ben je tevreden over je resultaten de voorbije maanden?
“Echte uitschieters waren er niet, maar dat was ook niet het hoofddoel. Ik ben vooral blij met de duidelijke vooruitgang die ik heb geboekt. Ik kwam hier in een echt wielerland terecht waar het niveau een pak hoger lag dan in Brazilië. Ik ben de voorbije maanden dan ook al veel sterker geworden, maar ik besef ook dat ik nog wat jaren nodig zal hebben om misschien een echte toprenster te worden.”
De Olympische Spelen in eigen land komen dus nog te vroeg voor jou?
“Zeker, wat dat betreft mik ik op Tokyo 2020. Brazilië heeft nu twee plaatsen gekregen voor de wegrit. Ik denk dat onze huidige nationale kampioene Clemilda Fernandes, een dame met veel ervaring maar niet de meest geliefde tegenstandster, een selectie zal krijgen en normaal gezien ook Flavia Oliveira van Lensworld-Zannata-Etixx. Zij is volgens mij de beste Braziliaanse op dit moment. Ze rijdt ook al enkele jaren in UCI-teams in Europa, waardoor ze het in het Braziliaanse kampioenschap altijd moeilijk heeft om op te boksen tegen de grotere blokken.”
Vrijdag keer je terug naar huis, waar eind deze maand net als bij ons het nationale kampioenschap wordt gereden. Zak je vervolgens opnieuw af naar België?
“Dit jaar normaal gezien niet meer. Met wat ik hier de voorbije maanden heb geleerd, wil ik de rest van het seizoen vooral gericht trainen om nog sterker te worden met het oog op 2017. Dan wil ik namelijk wel terugkeren naar hier, omdat progressie maken hier veel sneller kan dan in Brazilië. Ik zou dan echt heel graag opnieuw voor De Sprinters Malderen uitkomen. De stap naar een UCI-team zou wellicht nog wat te vroeg komen en contacten met die ploegen heb ik trouwens sowieso nog niet. Bij Malderen zijn het allemaal heel lieve mensen en eigenlijk zijn het ondertussen allemaal vrienden geworden. Bij Bart Willockx in Buggenhout heb ik bovendien een ideale logeerplaats gevonden.”
Filip De Greef - Foto Paul Hinninck