Debat (deel 2): "Nieuwe UCI-regels dreigen kloof tussen top en de rest te vergroten"

Debat (deel 2): "Nieuwe UCI-regels dreigen kloof tussen top en de rest te vergroten"

In het tweede deel van ons grote rondetafelgesprek over het vrouwenwielrennen in België hebben we het meer over de diverse reglementeringen, het financiële aspect en de rol van de media. Gesprekspartners zijn opnieuw Frederik Broché, technisch directeur bij Belgian Cycling, renster Ann-Sophie Duyck van Parkhotel Valkenburg, voormalig toprenster en ploegleidster Heidi Van De Vijver en Griet Langedock, organisator van Gent-Wevelgem en lid van de commissie vrouwenwielrennen.

Over welk budget moet een UCI-ploeg minimaal kunnen beschikken om te overleven? Kan je ook even schetsen hoe moeilijk het is om dit geld bij elkaar te krijgen?

Heidi: “In 2007 had ik de leiding over AA Drink en had toen de beste rensters van het moment in mijn ploeg, waaronder Kirsten Wild die vandaag nog altijd een topper is. Toen volstond een jaarbudget van 200.000 euro, maar met dat geld kom je er nu niet meer. Twee jaar geleden had ik bij Lensworld-Kuota een budget van 240.000 euro puur financiële middelen, maar ik deed daarnaast ook zelf veel investeringen, zoals het wagenpark. Ik was zot van de koers en dan doe je al eens zotte dingen. Het was echter allemaal niet realistisch. Nu heb je 400.000 tot 500.000 euro nodig om een deftige UCI-ploeg in de steigers te zetten, maar dat geld vind je in België niet.”

Wat betaalt een naamsponsor voor een UCI-ploeg?

Heidi: “Het probleem in België is het gebrek aan toprensters. Als je contacten hebt met een grote Belgische sponsor volgt steevast de vraag of Jolien D’hoore bij de ploeg zal rijden. Dat kon ik uiteraard nooit garanderen. Je moet eerst budget hebben en pas dan kan je een team samenstellen. Dat geduld, samen met een langetermijnvisie, hebben de Belgische bedrijven niet. Nog eens, je hebt enkele honderdduizenden euro’s nodig, maar het blijft tasten in het duister. En zelfs al heb je dat budget van pakweg 500.000 euro rond, dan kan ik nog niet garanderen dat Jolien voor de ploeg zal rijden, want een topper moet ook nog sterk omringd zijn. De budgetten van de echte topteams zijn de jongste jaren trouwens gestegen naar één à twee miljoen euro.”

Is vrouwenwielrennen desondanks niet nog altijd een ‘goedkope’ manier om maximale visibiliteit te krijgen?

Heidi: “Dat vind ik ook, zeker nu we toch vaker op televisie komen. Alleen willen Belgische sponsors ook Belgische winnaars. Bij mijn vorige ploeg Lensworld-Kuota hadden de sponsors liever dat er een Belgische won dan een Italiaanse, van dezelfde ploeg welteverstaan. Dat heb ik honderden keren moeten horen. Alleen, waar kan ik die Belgische rensters van topniveau vinden? De vijver om te vissen is klein, veel te klein.”

Hoe staan jullie tegenover het idee dat iedere mannelijke ploeg uit de World Tour ook een vrouwelijke UCI-ploeg in zijn structuur zou moeten hebben?

Ann-Sophie: “Er zijn nog te veel vrouwenploegen waar het label ‘Professional Cycling Team’ niet strookt met de realiteit. Ik ken voorbeelden van dergelijke ‘professionele’ ploegen waar de rensters zelf hun fiets moeten kopen. En dan die vrouwelijke teams linken aan de mannelijke ploegen lijkt me een nog te grote kloof. Het lijkt me beter dat de vrouwelijke UCI-ploegen eerst bij zichzelf de puntjes op de i plaatsen.”

Griet: “Een broer-zusteam lijkt me interessant omdat de professionaliteit van het mannenwielrennen dan doortastender wordt overgezet op het vrouwenwielrennen. Ik neem het verhaal van Movistar als voorbeeld. Op één jaar tijd zijn deze meisjes kunnen stoppen met werken en nu kunnen ze leven als prof. Dat moet op termijn resultaten opleveren.”

Heidi: “Veel Spaanse rensters die niet gekend waren, heeft men kunnen binnenhalen door het budget bij de mannen. Dus hier zit deels wel muziek in.”

Griet: “Het is geen garantie dat het allemaal op een succes uitdraait, maar de kans is toch groter dat het bij de vrouwen ook professioneler wordt aangepakt.”

Ann-Sophie: “Wat heet dan professioneler te zijn? Een sportarts, een gediplomeerde trainer, enzovoort. De vrouwen moeten eigenlijk even goed worden opgevolgd als de mannen. Dan pas is het een stap vooruit.”

Heidi: “Bij enkele ploegen werkt het wel, ik neem hier altijd Team Sunweb als voorbeeld. Mannen en vrouwen staan daar op gelijke voet.”

Vanaf 2020 hanteert de UCI een minimumloon voor wat dan de World Tour-teams zullen zijn, hetzelfde als bij de mannelijke procontinentale teams (15.000 euro per renster). Is dit haalbaar? Zal dit het vrouwenwielrennen vooruithelpen of betekent het net eerder een rem voor vele ploegen, waardoor de kloof tussen de top en de rest nog groter zal worden?

Griet: “Kijk, er zijn dit seizoen 43 UCI-ploegen en daarvan zijn er zeker dertien die al meteen zouden moeten verdwijnen wegens gebrek aan professionaliteit, omkadering en andere zaken. Deze regel benadrukt bovendien dat we in ons land de trein van het internationale vrouwenwielrennen hebben gemist. We hebben te weinig rensters, te weinig ploegen en dus ook te weinig sponsors. En als we al eens een topper hebben, rijdt die bij een buitenlandse ploeg. Toen op het congres van de UCI de nieuwe plannen werden voorgesteld, hoorde ik bij Lotto Soudal Ladies meteen de opmerking dat het niets voor hen was. En dan spreken we toch over de beste Belgische UCI-ploeg.”

Heidi: “Ik vrees dat de kloof nog groter zal worden. Als Belgische UCI-ploeg moet je er amateurs bijnemen om genoeg rensters te hebben. Dat werkt niet motiverend. Bij Lensworld-Kuota werkten we op onze manier vrij professioneel, maar de concurrentie had de middelen om nog professioneler te werken. Die hadden wij niet. En dus bleven we achter de feiten aanlopen. En met deze nieuwe regeling zal het alleen maar erger worden.”

Andere wijziging in 2020 wordt de reorganisatie van internationale wedstrijden in vier categorieën: World Tour, Pro Series, Class 1 en Class 2. Goede evolutie? Hoe staan organisatoren hier tegenover?

Griet: “Ik denk dat de toporganisatoren zullen kiezen voor World Tour of Class 1. Die categorie van de Pro Series ertussen lijkt me hier niet op haar plaats. Dat de World Tour rechtstreekse televisie moet kunnen garanderen, vind ik dan weer heel terecht. Dit zou betekenen dat Luik-Bastenaken-Luik en Waalse Pijl zoals het nu is geen plaats meer zouden hebben in de World Tour? Daar heeft ASO dus nog werk aan de winkel. Ik ben benieuwd hoe dit zal lopen.”

Frederik: “De verhouding tussen het aantal wedstrijden lijkt me niet helemaal juist te zitten. Zoals het nu op tafel ligt, komen er maximaal 23 World Tour-wedstrijden, 20 tot 30 Pro Series en zowat dezelfde aantallen in Class 1 en 2. Ik mis hier de piramide in het verhaal. Er zouden meer wedstrijden moeten zijn onderaan dan bovenaan de ladder.”

Griet: “Er zullen sowieso World Tour-wedstrijden verdwijnen, want de vereiste budgetten worden steeds groter.”

Heidi: “Voor de organisaties is het heel zwaar aan het worden. Een aparte World Tour-wedstrijd, los van de mannen, valt haast niet meer te organiseren. Hiervoor apart rechtstreekse televisie organiseren, vergt wel heel veel geld.”

Griet: “Onze zes koersen van Gent-Wevelgem in de rand van de World Tour bij de mannen, die samen zowat 100.000 euro kosten, worden betaald door de mannenkoers. We strikken geen enkele sponsor die enkel de vrouwenkoers wil sponsoren.”

Nog even terug naar het Belgische niveau. Vorig seizoen was er de veelbesproken regel om alle Belgische clubs startrecht te geven in .1- en .2-wedstrijden. Een regel die duidelijk niet op zijn plaats was en intussen opnieuw is afgevoerd. Wie bepaalt dergelijke regels? Worden daarvoor voldoende mensen binnen het milieu geraadpleegd?

Griet: “Deze regel werd ingevoerd door de nationale wegcommissie binnen Belgian Cycling, zonder enig overleg met de commissie vrouwenwielrennen. Gelukkig is die nu al afgevoerd. Die regel sloeg nergens op. Het betekende eigenlijk dat je met je moeder en je zus een ploeg kon vormen en deelnemen aan pakweg de Omloop Het Nieuwsblad.”

Frederik: “Ik wil toch even verduidelijken dat het de bedoeling was om het vrouwenwielrennen hiermee te stimuleren en onder de aandacht te brengen, ook bij de grotere koersen. De clubteams kunnen nu wel terecht in de Lotto Cycling Cup, wat op zich valt toe te juichen.”

Griet: “Met de commissie vrouwenwielrennen gaan we er nu proberen voor zorgen om in de topwedstrijden telkens afwisselend enkele clubploegen te laten starten. Daarvoor rekenen we op de medewerking van de organisatoren.”

Heidi: “Allemaal goed dat de clubteams de grote koersen willen rijden, maar sportief stelt het toch maar weinig voor. Sommige ploegen stellen duidelijk dat ze al blij zijn dat ze kunnen starten. Men spreekt zelfs niet eens sportieve ambities uit. Daarmee ga je, me dunkt, ook het niveau niet optrekken. Iedere renster moet koersen op haar niveau en daar tonen het waard te zijn om een stap vooruit te zetten.”

Welke rol speelt of kan de commissie vrouwenwielrennen in de nationale reglementering spelen?

Griet: “Met de commissie hebben we de missie en visie om de ontwikkelingen van het vrouwenwielrennen te ondersteunen, te motiveren en te triggeren, maar we gaan het vrouwenwielrennen an sich niet veranderen. We willen wel een stimulerende factor zijn. Op basis van deze leefwereld willen we reglementswijzigingen aankaarten. We zijn destijds ook naar minister Gatz getrokken om het vrouwenwielrennen live op televisie te brengen. Anders dreigden de Belgische topwedstrijden hun World-status te verliezen. In dit dossier hebben we een belangrijke rol gespeeld.”

Iedereen juicht meer live TV toe. Het veldrijden profiteert daar optimaal van, op de weg blijft het voorlopig beperkt tot de absolute topkoersen. Hoe kan daaraan worden verholpen?

Griet: “Het is het verhaal van de vicieuze cirkel. Als je 400 rensters hebt waarvan twintig toppers en twee die meespelen aan de wereldtop, dan volgt de mediabelangstelling, het publiek en ook de vraag naar meer televisie. Dus, het verbreden van de basis is echt wel essentieel.”

En zo zijn we terug bij wat we al in ons eerste deel bespraken. Is er nog licht in de duisternis?

Heidi: “Over enkele jaren koersen Jolien, Ann-Sophie en Sanne Cant in de cross niet meer. In mijn ogen staat er geen andere lichting op, ook al hebben we misschien wel enkele meisjes die nu in hun generatie aan de top meespelen. Maar ze moeten de lijn wel kunnen doortrekken. Er moet dringend iets gebeuren. Het is eigenlijk al twee na twaalf.”

Ann-Sophie: “Het is nog geen verloren zaak, maar het is inderdaad nu of nooit. De populariteit van een sport staat of valt met toppers, maar die heldinnen kweek je wel aan de basis. Men mag ook niet vergeten dat het vrouwenwielrennen sinds 2012 een hele omwenteling heeft gemaakt. We zijn heus niet het enige land dat niet heeft kunnen volgen.”

Griet: “We kunnen de achterstand enkel wegwerken door het maken van een inhaalbeweging. We moeten niet wachten op de lichting van de meisjes die nu twaalf tot veertien jaar zijn en beginnen te koersen. Neen, we moeten talentvolle achttienjarigen wegplukken uit andere sporten. Diegenen waarvan we weten dat ze de topsportmentaliteit hebben. Ik denk in de richting van het bobsleeverhaal dat rekruteerde uit het atletiek. Het fietsen leer je wel, maar belangrijk is dat we de drive, motor en mentaliteit bij sportieve talenten kunnen monsteren. Dan ben je al een heel stuk op de goede weg.”

Frederik: “We moeten kritisch blijven en van mezelf weet ik ook dat ik kritisch ben. We moeten echter ook durven trots zijn met de wereldtoppers die we nu hebben in de Belgische kleuren. Dat heeft het vrouwenwielrennen in verschillende disciplines heus wel al wat bonus opgeleverd, maar nog niet in die mate wat iedereen ervan verwacht.”

Samenstelling: Geert Stevens en Filip De Greef/Foto’s: Sportfoto.be

Wereldkampioene Cant de beste in eigen Lille

Wereldkampioene Cant de beste in eigen Lille

Debat (deel 1): "We moeten de opleiding meer multidisciplinair aanpakken"

Debat (deel 1): "We moeten de opleiding meer multidisciplinair aanpakken"